
Administratiekantoor HAAFTEN is een kantoor waar een persoonlijke benadering van u als cliënt hoog in het vaandel staat. Wij zijn, zoals onze naam zegt, gevestigd in Haaften in de West-Betuwe.
Wij zijn er voor de kleine-en middelgrote ondernemers. Als ondernemer wilt u weten wat er in uw onderneming speelt, zeker als het over financiële zaken gaat. Door uitbesteden van uw gehele (of een deel van uw) administratie aan ons, heeft u als ondernemer meer tijd voor de kernactiviteiten van uw onderneming.
Door onze betrokkenheid bij uw onderneming kunnen wij als vertrouwenspersoon met u meedenken en kunnen we objectieve adviezen geven. Dat is financiële ondersteuning waar u echt wat aan heeft.
Tevens vinden wij een direct persoonlijk contact met onze cliënten erg belangrijk. U doet bij ons zaken met een vast contactpersoon, zodat wij snel op uw wensen kunnen inspelen.
Deze website geeft u nadere informatie over onze financiële dienstverlening.
Administratiekantoor HAAFTEN neemt alle zorg uit handen op het gebied van belastingaangifte voor particulieren in Haaften en de omliggende regio. Wij berekenen uw belastbare inkomen zo laag als mogelijk.
Ook kunnen wij, als u dat wilt, het volgende voor u doen:
• aanvraag huur-en zorgtoeslag
• aanvraag kindgebonden budget
Administratiekantoor HAAFTEN kan uw totale administratie verzorgen. Uw administratie is de basis van uw onderneming. Indien tijdig bijgewerkt en goed uitgevoerd, is de administratie een belangrijke informatiebron. Informatie over winstresultaten en –vergelijkingen met andere jaren staan overzichtelijk tot uw beschikking en kunnen een waardevol hulpmiddel zijn waarop u uw besluiten kunt baseren.
De geautomatiseerde verwerking doen wij met behulp van King een zeer goed en modern financiëel programma. Wij kunnen rapportages verzorgen die u nodig hebt om inzicht in uw bedrijf te krijgen.
Administratiekantoor HAAFTEN kan de volgende diensten voor u verzorgen:
• financiële administratie
• salaris administatie
• financiële zaken
Administratiekantoor HAAFTEN kan de volledige boekhouding voor uw vereniging uit handen nemen. Daarbij staan gemak en zekerheid voor het dagelijkse bestuur centraal. Voortaan hebben openstaande vacatures in het bestuur geen invloed meer op de werkzaamheden en is de continuïteit van boekhouding te allen tijde gewaarborgd.
Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud van de nieuwssignalen, aanvaardt Administratie- en belastingadviesbureau Haaften noch de redactie enige aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid of voor gevolgen daarvan.
Digitalisering kan u helpen om te groeien met uw bedrijf. Veel ondernemers willen wel digitaliseren, maar weten niet goed waar zij moeten beginnen. Of de mogelijkheden die zij zien, zijn te kostbaar. Daarom is er een subsidie voor ondernemer in het MKB met 2 tot 50 werknemers: Mijn Digitale Zaak.
De subsidie
U kunt advies inwinnen en/of digitale technologie aanschaffen en implementeren. De subsidie hiervoor is 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 2.500, waarvan maximaal € 500 voor advies. U kunt verschillende offertes indienen tot het maximale bedrag is bereikt. Dat moet u wel in 1 aanvraag doen.
Een aantal zaken komen niet in aanmerking voor subsidie:
De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, tot het totale budget op is.
Voorwaarden
Mijn Digitale Zaak is bedoeld voor bedrijven met personeel die over het laatste afgesloten boekjaar 2 tot 50 werknemers in dienst hadden en een jaaromzet hadden van maximaal € 10 miljoen.
U mag deze subsidie alleen ontvangen als u daarmee het zogenaamde de-minimisplafond niet overschrijdt. Dat is een regel vanuit de Europese Commissie, om te zorgen voor eerlijke concurrentie. Het algemene maximumbedrag is € 200.000 per zelfstandige onderneming over een periode van 3 opeenvolgende belastingjaren. Voor bepaalde sectoren geldt een lager maximumbedrag. U geeft aan dat u hieraan voldoet via een zogenoemde verklaring de-minimissteun. Deze verklaring is verwerkt in het aanvraagformulier voor Mijn Digitale Zaak en hoeft u dus niet apart in te dienen.
Aanvragen
U kunt Mijn Digitale Zaak aanvragen vanaf 22 juni 2022, 9:00 uur tot en met 30 november 2022, 17:00 uur. U logt in met eHerkenning. Voor uw aanvraag heeft u minimaal niveau 2+ met machtiging RVO-diensten op niveau eH2+ nodig.
Met de subsidie via Mijn Digitale Zaak kunt u advies inwinnen en/of technologie aanschaffen om uw basis op orde te krijgen op het gebied van digitalisering. Om u hierin wegwijs te maken, kunt u als retailondernemer starten met de praktische routekaart en digitaliseringsscan. U checkt de routekaart en vult de digitaliseringsscan van KVK in op mijndigitalezaak.nl. Aan de hand van deze vragenlijst ontvangt u persoonlijk advies over de investering die voor u loont. Dit advies kunt u downloaden als pdf en heeft u nodig voor uw subsidieaanvraag.
Dankzij het advies weet u wat u kunt doen op het gebied van digitalisering. U kunt nu offertes opvragen. Weet u niet bij welke aanbieders u moet zijn? Dan kunt u gebruikmaken van de lijst met leveranciers van INretail en MKB-Nederland. Alleen de producten en diensten die op de routekaart staan bij basis niveau 1 komen in aanmerking voor subsidie. De offertes moeten nog geldig zijn op de datum van uw aanvraag.
Met het resultaat van de digitaliseringsscan en de offertes kunt u een subsidieaanvraag indienen bij RVO en een voorschot krijgen op de kosten.
Tip: De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, tot het totale budget op is. Wacht dus niet te lang met uw aanvraag. Meer informatie vindt u op mijndigitalezaak.nl.
Is uw partner pas bevallen en heeft u een arbeidsovereenkomst, dan kunt u – ook als DGA of alfahulp - aanvullend geboorteverlof opnemen en daarvoor een uitkering van UWV krijgen. Dit is zo geregeld in de Wet arbeid en zorg (WAZO). Hierdoor krijgt u extra tijd om te wennen aan het nieuwe leven met uw kind. U kunt maximaal 5 keer het aantal uren van uw werkweek aanvullend geboorteverlof opnemen.
Recht op uitkering aanvullend geboorteverlof
U krijgt een uitkering aanvullend geboorteverlof als het volgende voor u geldt:
Reguliere werknemer
Aanvraag uitkering
Geef bij uw werkgever aan dat u aanvullend geboorteverlof wilt opnemen. Uw werkgever vraagt dan de uitkering bij het UWV aan. Hiervoor heeft hij het volgende nodig:
Hoogte uitkering
Uw uitkering aanvullend geboorteverlof is voor de meeste werknemers 70% van uw dagloon, dit is inclusief 8% vakantiegeld. Er geldt een maximumdagloon van € 232,90. De uitkering die u krijgt is daarom nooit hoger dan 70% van dit maximumdagloon.
Betaling uitkering
Het UWV betaalt de uitkering aanvullend geboorteverlof aan uw werkgever. Uw werkgever betaalt de uitkering aan u. Het UWV kan de uitkering ook aan u betalen als uw werkgever hiervoor kiest in de aanvraag.
DGA of alfahulp
Aanvraag uitkering
Vanaf 2 augustus 2022 kunt u een uitkering aanvullend geboorteverlof online aanvragen via Mijn UWV. Dit kan nadat u eerst het standaard geboorteverlof van 1 keer uw werkweek heeft opgenomen.
Hoogte uitkering
Voor de DGA en de alphahulp is de uitkering echter gebaseerd op 70% van het wettelijk minimumloon voor 21 jaar en ouder en op het gemiddeld aantal uren dat u werkt per week.
Betaling uitkering
Voor de DGA en de alfahulp betaalt het UWV de uitkering aanvullend geboorteverlof. U ontvangt een bevestiging dat u de uitkering krijgt via Mijn UWV. Voor de weken verlof die al voorbij zijn, wordt de uitkering in 1 keer betaald. Daarna wordt de uitkering wekelijks betaald.
Tip: Bent u directeur-grootaandeelhouder of werkt u minder dan 4 dagen per week als alfahulp of particuliere huishoudelijke hulp, gebruik dan deze rekenhulp om de hoogte van uw uitkering aanvullend ouderschapsverlof te bepalen.
Op belastingdienst.nl staan modelovereenkomsten voor het werken met een opdrachtnemer buiten loondienst. De goedkeuring van veel van deze overeenkomsten is verlopen of verloopt binnenkort. Als de goedkeuring is verlopen hebt u geen zekerheid bij het afsluiten van zo’n overeenkomst. Opdrachtgevers die een overeenkomst willen blijven gebruiken, kunnen verlenging aanvragen.
Modelovereenkomst verlopen?
Vanaf 2015 kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers op basis van een goedgekeurde modelovereenkomst zekerheid krijgen voor het werken buiten loondienst via een goedgekeurde modelovereenkomst. Die goedkeuringen hebben meestal een geldigheidsduur van 5 jaar. Dat betekent dat veel goedkeuringen inmiddels zijn verlopen. Deze overeenkomsten gaat de Belastingdienst verwijderen.
Datum van verwijdering zichtbaar op de website
Op de downloadpagina van elke modelovereenkomst staat de geldigheidsdatum en wanneer de Belastingdienst de overeenkomst verwijdert. Modelovereenkomsten waarvan de goedkeuring nu al is verlopen, worden op 1 oktober 2022 verwijderd. Andere overeenkomsten worden 6 maanden na de geldigheidsdatum verwijderd. Verwijderde overeenkomsten worden bewaard, zodat u ook na verwijdering verlenging kunt aanvragen.
Verlenging aanvragen
Als u de opsteller bent van de modelovereenkomst, kunt u de Belastingdienst vragen de overeenkomst opnieuw te beoordelen en goed te keuren.
Let op: Bent u gebruiker van een goedgekeurde modelovereenkomst en hebt u deze niet zelf opgesteld? Verzoek dan de opsteller van de modelovereenkomst om tijdig verlenging aan te vragen.
De Startersregeling voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) sluit 2 augustus 17.00 uur. Hebt u nog geen TVL aangevraagd? De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) roept ondernemers die voor de regeling in aanmerking komen, om zich te melden. Tot nu toe hebben minder starters dan verwacht de tegemoetkoming aangevraagd.
De Startersregeling TVL is bestemd voor MKB-ondernemers die zich tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020 als ondernemer hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De onderneming moet gevestigd zijn op een ander adres dan zijn woonadres.
Starters kunnen een aanvraag doen voor het mislopen van omzet in het 4e kwartaal van 2021 (Q4 2021) en het 1e kwartaal van 2022 (Q1 2022). Het omzetverlies in het 4e kwartaal 2021 moet minimaal 20% zijn ten opzichte van het 3e kwartaal van 2021. De omzetverliesdrempel voor het 1e kwartaal 2022 moet minimaal 30% zijn ten opzichte van het 3e kwartaal 2021 of, voor ondernemers die in het 3e kwartaal van 2021 met hun ondernemingen startten, ten opzichte van de eerste 3 volledige maanden ná de maand van inschrijving.
Startersregeling is belast
In tegenstelling tot de andere TVL-regelingen, zijn de tegemoetkomingen uit de Startersregeling belast. De MKB-ondernemer betaalt inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over de ontvangen tegemoetkoming. Dat komt omdat deze startersregeling niet onder het Tijdelijk Steunkader van de Europese Commissie valt. Dit steunkader liep op 30 juni 2022 af. De Startersregeling is een aparte regeling in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Daarom kan deze steun ook na 30 juni gegeven worden.
Let op: Startersregeling voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) sluit 2 augustus 17.00 uur. Dus komt u mogelijk in aanmerking, ga dan snel naar RVO.
Met ingang van 1 augustus 2022 gaan er nieuwe regels gelden voor arbeidsvoorwaarden. Er komt een uitbreiding van de informatieverplichting van de werkgever, scholing wordt soms kosteloos en een verbod op nevenwerkzaamheden kan alleen nog met rechtvaardigingsgrond. Ook wordt de positie van werknemers met een onvoorspelbaar werkpatroon versterkt. Wat betekent dit voor u?
Uitbreiding van de informatieverplichting van de werkgever
De informatie die de werkgever aan werknemers moet verschaffen over de essentiële aspecten van de arbeidsrelatie en arbeidsvoorwaarden wordt uitgebreid met de volgend elementen:
Voor arbeidsovereenkomsten die vanaf 1 augustus 2022 worden gesloten, geldt dat gegevens binnen 1 week na de eerste werkdag aan de werknemer moeten worden verstrekt. De overige gegevens moeten binnen een maand na de eerste werkdag aan de werknemer worden verstrekt. De uitbreiding van de informatieplicht ziet ook op wijzigingen. De werkgever dient, ingeval van wijziging van voornoemde arbeidsvoorwaarden, de werknemer daarop uiterlijk op de dag waarop deze wijziging ingaat te informeren.
Kosteloze opleiding
De werkgever mag voor scholing die hij op grond van de wet of de toepasselijke CAO verplicht aan de werknemer moet verstrekken, geen kosten op de werknemer verhalen. De werknemer moet de scholing, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, tijdens werktijd kunnen volbrengen. Die werktijd wordt beschouwd als arbeidstijd.
Als voor wettelijk- en bij cao verplicht door de werkgever te verstrekken opleidingen een terugbetalingsbeding in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, is dit per 1 augustus 2022 nietig. In andere gevallen blijft het wel mogelijk om een terugbetalingsbeding overeen te komen.
Geen verbod op nevenwerkzaamheden, tenzij er sprake is van een rechtvaardigingsgrond
De werkgever mag de werknemer niet verbieden nevenwerkzaamheden te verrichten, tenzij de werkgever daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond heeft. De werkgever dient in dat geval in de arbeidsovereenkomst op te nemen dat in geval van een objectieve rechtvaardigingsgrond nevenwerkzaamheden verboden kunnen worden. De werkgever kan in de arbeidsovereenkomst opnemen in welke situaties sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond. De werkgever is daartoe echter niet verplicht. Als de werkgever zich beroept op het beding in de arbeidsovereenkomst, zal hij wel altijd moeten motiveren op grond van welke objectieve rechtvaardigingsgrond de nevenwerkzaamheden niet zijn toegestaan.
Voorbeelden van rechtvaardigingsgronden zijn: gezondheid en veiligheid, de bescherming van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie, de integriteit van overheidsdiensten, het overtreden van een wettelijk voorschrift of het vermijden van belangenconflicten. Deze rechtvaardigingsgronden zijn niet uitputtend.
In de praktijk wordt vaak gebruik gemaakt van een beding waarbij de werkgever toestemming moet geven voor het verrichten van arbeid voor een ander. Het onthouden van toestemming is dus alleen nog toegestaan als de werkgever dat op voorhand heeft bedongen en daarvoor een beroep kan doen op een rechtvaardigingsgrond. Een beding waarvoor geen objectieve rechtvaardiging gegeven is of gegeven kan worden, is nietig. Dit geldt zowel voor bestaande en te sluiten (collectieve) arbeidsovereenkomsten.
Geheel of grotendeels onvoorspelbaar werkpatroon
De positie van werknemers die werken op grond van een geheel of grotendeels onvoorspelbaar werkpatroon wordt versterkt. Ze krijgen een minimaal niveau van voorspelbaarheid.
Er is sprake van een grotendeels onvoorspelbaar werkpatroon als de tijdstippen waarop het werk moet worden verricht, in overwegende mate direct of indirect door de werkgever worden bepaald. In tegenstelling tot een oproepovereenkomst kan er bij deze contracten wel sprake zijn van een vast overeengekomen arbeidsduur en een vast loon, maar is niet vooraf vastgesteld op welke momenten de werknemer moet werken.
De huidige wet biedt al bescherming voor werknemers met een oproepcontract. Van een oproepcontract is sprake als de werknemer alleen werkt wanneer hij opgeroepen wordt door zijn werkgever. Het loon van de werknemer is afhankelijk van het aantal uren waarvoor de werknemer wordt opgeroepen.
Voor deze contracten geldt met ingang van 1 augustus 2022 het volgende:
Aan werknemers met een contract dat niet voldoet aan de voorwaarden die de huidige wet stelt aan een oproepovereenkomst, maar waar wel sprake is van een geheel of grotendeels onvoorspelbaar werkpatroon, biedt het wetsvoorstel aanvullende bescherming. Deze werknemers krijgen meer duidelijkheid over de te werken dagen en tijdstippen. Voor deze contracten geldt met ingang van 1 augustus 2022 het volgende:
Tip: Het verdient aanbeveling om uw arbeidsvoorwaarden op korte termijn goed te inventariseren en te beoordelen of aanpassing aan de nieuwe regelgeving noodzakelijk is.
Het kabinet wil een brede aanpassing van de regelgeving rond de arbeidsmarkt en zelfstandigen. In een hoofdlijnenbrief wordt de uitwerking van de maatregelen geschetst. We geven u een selectie uit de thema’s die in deze zeer uitgebreide brief aan bod komen.
Oproepcontracten
Oproepcontracten (zoals nulurencontracten en min-maxcontracten) bieden werknemers weinig zekerheid. De onzekerheid binnen het oproepcontract heeft twee verschillende onderdelen: inkomensonzekerheid en roosteronzekerheid. Het kabinet kiest ervoor om oproepcontracten in hun huidige vorm af te schaffen, met een nog uit te werken uitzondering voor scholieren en studenten.
Uitzendcontracten/Terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Uitzendkrachten hebben, naast oproepkrachten en werknemers met een kort tijdelijk dienstverband, het grootste risico om werkloos of inactief te raken. Daarnaast hebben ze, naast oproepkrachten, de minste kans om door te stromen naar een dienstverband voor onbepaalde tijd. Er komen regels om de werkzekerheid van uitzendkrachten te verbeteren. Ook komt er een certificeringsstelsel voor terbeschikkingstelling op de arbeidsmarkt.
Ketenbepaling
Het kabinet wil voorkomen dat structureel werk in permanente tijdelijkheid wordt ingevuld. Permanente tijdelijkheid van werk bij dezelfde werkgever wordt onmogelijk, behoudens uitzonderingen. Een keten van contracten begint niet opnieuw na een tussenperiode, maar al het voorgaande werk is onderdeel is van de keten.
Gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen
De ongelijke behandeling van verschillende contractvormen in arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit vormt in bepaalde gevallen een oneigenlijke prikkel om werk buiten loondienst te (laten) verrichten en resulteert in verschillen in bijdrages aan sociale zekerheid en belastingdruk. Het is daarbij afhankelijk van de onderhandelingsmacht van partijen of de (korte termijn) voordelen van de fiscale behandeling en lagere sociale afdrachten toevallen aan de werkende, of dat dit voordeel toevalt aan de werkgevende partij. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat de behandeling van werkenden, ongeacht de contractvorm, gelijker wordt.
Meer duidelijkheid over de beoordeling van arbeidsrelaties; ondersteuning rondom opeisen rechtspositie
Het kabinet wil naar het verder verduidelijken van het begrip “gezag”. Dit omdat gezag (het werken in dienst van een ander) het voornaamste criterium is waarover onduidelijkheid kan bestaan rondom de beoordeling van arbeidsrelaties.
Ook vindt het kabinet dat rechtsvermoedens, het omdraaien van de bewijslast voor de vraag of een arbeidsovereenkomst bestaat, voor (kwetsbare) werkenden kan bijdragen aan het effectief en juist kwalificeren van arbeidsrelaties. De werking van een rechtsvermoeden rondom de beoordeling van arbeidsrelaties, betekent in de praktijk dat als de werkende kan bewijzen bij de groep te horen voor wie het rechtsvermoeden geldt, die werkende het rechtsvermoeden kan inroepen en een arbeidsovereenkomst kan opeisen. Het is vervolgens aan de werkgevende om te bewijzen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Het vergroten van de effectiviteit van toezicht en handhaving
De beoordeling van arbeidsrelaties en de daarbij behorende correcte bijdragen/afdrachten zijn van belang voor de houdbaarheid van ons sociale stelsel. De handhaving van de Belastingdienst wordt versterkt en het handhavingsmoratorium wordt uiterlijk per 1 januari 2025 opgeheven. Dit jaar al zal de beschikbare capaciteit worden vergroot. Het opheffen van het handhavingsmoratorium moet er toe leiden dat opdrachtgevers en zelfstandigen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en hun arbeidsrelaties tegen het licht houden om te bezien of deze wel voldoen aan het wettelijk kader. Na een handhavingsmoratorium van meer dan zes jaar, waarin onvoldoende aandacht was voor het juist kwalificeren van arbeidsrelaties, waarin vrijwel niet is gehandhaafd en werkenden bijna geen risico liepen op een correctie, is dit een grote verandering. Deze verandering wordt echter noodzakelijk geacht. Door de datum van tevoren aan te kondigen, kunnen partijen deze overgangsperiode gebruiken om indien nodig hun arbeidsrelatie anders in te richten.
Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV)
Er komt een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen die zorgt voor bescherming van alle zelfstandigen tegen het risico op inkomensdaling bij arbeidsongeschiktheid. Gebleken is dat er meer mogelijk is dan een verzekering alleen voor de zelfstandige inkomstenbelasting-ondernemers. Ook resultaatgenieters, meewerkende partners en directeur-grootaandeelhouders kunnen worden opgenomen in de kring van verzekerden. Het kabinet verwacht dat uitvoering van de verplichtstelling op zijn vroegst kan aanvangen per 2027.
Let op: Het kabinet streeft ernaar om uiterlijk begin 2023 besluiten te nemen over de invulling van maatregelen die werkgeverschap aantrekkelijker maken en wendbaarheid van ondernemingen vergroten. In diezelfde periode verwacht het kabinet met concrete wetsvoorstellen te kunnen komen voor het beter reguleren van flexibele contractvormen.
In oktober 2022 start de betalingsregeling van de Belastingdienst voor het aflossen van de opgebouwde coronabelastingschuld. Hoofdregel is dat dit in 60 gelijke maandelijkse termijnbedragen gebeurt. Daarbij gaan ongetwijfeld knelpunten spelen. Het Ministerie van Financiën heeft enkele scenario’s uitgewerkt die ondernemers meer ruimte bieden.
Scenario I: Vasthouden aan bestaand coronasteunbeleid (geen aanpassingen)
Dit scenario houdt in dat er geen aanpassingen komen in het bestaande coronasteunbeleid. Dit heeft de voorkeur van het kabinet. Het voortzetten van het bestaande beleid leidt tot een gezondere economische dynamiek, werkt marktwerking in de hand en voorkomt oneerlijke concurrentie.
Scenario II: Flexibiliteit binnen betalingsregeling
Dit scenario kent twee varianten: maandbedragen mogen per kwartaal worden voldaan en/of een incidentele betaalpauze (één keer gedurende maximaal 3 maanden). Ondernemers die tijdelijk liquiditeitsproblemen ondervinden, krijgen zo iets meer flexibiliteit. Dit is bijvoorbeeld van belang voor bedrijven met een sterk fluctuerende omzet door seizoensinvloeden. Daarbij geldt de algemene voorwaarde dat gedurende de betalingsregeling nieuw opkomende verplichtingen tijdig worden nagekomen. Voor de varianten geldt dat er een schriftelijk gemotiveerd verzoek om toepassing ervan moet worden gedaan, waaruit aflossingsproblemen blijken.
Scenario III Verlengen van de betalingsregeling voor levensvatbare bedrijven naar maximaal 7 jaar
Deze optie zou ruimte geven voor levensvatbare ondernemingen om de schuld over een langere periode terug te betalen. Een levensvatbaarheidstoets, vergelijkbaar met de eisen die gesteld worden aan bedrijven die voor een saneringsakkoord in aanmerking komen, kan door het kabinet echter niet worden uitgevoerd. Bij een lichtere toets (of geen toets) kunnen ook bedrijven die niet levensvatbaar zijn of geen aflossingsproblemen kennen, gebruik maken van een verlenging. Dit leidt tot oneigenlijk gebruik, ondoelmatig beleid en zeer nadelige economische en budgettaire effecten. Het kabinet vindt deze optie daarom zeer onwenselijk.
Scenario IV: Achterstelling van de belastingschuld
De belastingschuld waarvoor corona-uitstel is verleend, wordt in dit scenario behandeld als een achtergestelde lening (zowel financieel als fiscaal als civielrechtelijk). Doel is om hiermee het verkrijgen van financiering makkelijker te maken. Bovendien kan de achterstelling andere schuldeisers mogelijk over de drempel helpen bij het sluiten van (minnelijke) schuldeisersakkoorden. In het algemeen houdt de achterstelling in dat de lening pas mag worden afgelost nadat de andere schuldeiser(s) betaald zijn. De verstrekker van de achtergestelde lening, in dit geval de Belastingdienst, loopt door de achterstelling een groot risico dat hij (een deel van) het verstrekte krediet niet krijgt terugbetaald. Om dit risico te compenseren, geldt voor de achtergestelde lening vaak een (veel) hoger rentepercentage.
Vanuit economisch, budgettair en uitvoeringsperspectief kent deze optie veel nadelen en hoge risico’s. Een achtergestelde lening zal een grote aantrekkingskracht hebben op niet levensvatbare bedrijven. Daarmee is de optie niet doelmatig en economisch onverstandig.
Scenario V: Saneringsakkoorden stimuleren
Eerder heeft het kabinet toegezegd dat de Belastingdienst per 1 augustus 2022 een soepelere houding zal aannemen in saneringsakkoorden ten aanzien van het uit te keren bedrag (“preferentiemaatregel”). De Belastingdienst neemt vanaf die datum genoegen met een gelijk percentage van de opbrengst uit een saneringsakkoord als aan concurrente schuldeisers wordt uitgekeerd (100% in plaats van 200% ten opzichte van concurrente crediteuren). Hiermee wordt beoogd om de kans op saneringsakkoorden te vergroten. Deze versoepeling geldt tot 1 oktober 2023.
In het scenario zijn twee toevoegingen opgenomen:
Versoepeling uitstelbeleid
Op korte termijn (uiterlijk 1 oktober 2022) worden onder meer de volgende wijzigingen van het uitstelbeleid onderzocht:
Let op: Het kabinet wil dus geen aanvullende coronasteun verlenen. Wel komt er enige flexibiliteit binnen de betalingsregeling. Op een schriftelijk gemotiveerd verzoek wordt het mogelijk om het af te lossen bedrag per kwartaal te voldoen, en kan een incidentele betaalpauze binnen de bestaande betalingsregeling worden toegekend. Om saneringsakkoorden verder te stimuleren heeft het de voorkeur van het kabinet om het fiscale saneringsbeleid aan te passen, zodat TVL- en NOW-schulden geen belemmering voor een saneringsakkoord zijn.
Er bestaat volgens de hoogste rechter voor de overheid geen juridische verplichting om ook rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen die niet tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de Box 3-heffing. Dat heeft iets onrechtvaardigs. Zij betalen immers belasting die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Welke scenario’s ziet het Ministerie van Financiën voor zich?
Scenario 1: Geen rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers
Als geen rechtsherstel wordt geboden leidt dat mogelijk tot verminderd vertrouwen in de overheid, en kan dit tot veel reacties bij de Belastingdienst leiden. Ook kan dit leiden tot een toename van bezwaren in de toekomst, doordat belastingplichtigen bijvoorbeeld bij toekomstige massaal bezwaarprocedures hun rechten willen veiligstellen. Als deze effecten zich voordoen, leidt dit tot een (structurele) belasting voor de uitvoering.
Scenario 2: Volledig rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers
In dit scenario wordt volledig rechtsherstel geboden aan de groep niet-bezwaarmakers volgens de forfaitaire spaarvariant. De bezwaarmakers en niet-bezwaarmakers worden dan op dezelfde wijze gecompenseerd.
In ieder geval belastingplichtigen met verhoudingsgewijs veel spaargeld zijn benadeeld. Dit nadeel zal zwaarder wegen bij belastingplichtigen met lagere vermogens omdat zij gemiddeld genomen minder draagkracht zullen hebben. In dit scenario zal echter meer dan de helft van het rechtsherstel terecht komen bij belastingplichtigen met vermogens boven de twee ton.
Scenario 3: Gedeeltelijk rechtsherstel
Er zijn argumenten voor een beperking van de compensatie tot spaarders (zij zullen gemiddeld de afgelopen jaren – door de consistent lage spaarrente – het zwaarst benadeeld zijn door het huidige box 3 stelsel) en tot mensen met minder hoge vermogens (zij hebben minder draagkracht), maar het is onzeker of dit met het oog op het gelijkheidsbeginsel voldoende rechtvaardiging oplevert.
Van de opties voor gedeeltelijk rechtsherstel moet nog worden onderzocht of deze geautomatiseerd kunnen worden uitgevoerd en wat de gevolgen voor de uitvoering zijn. Het gaat om:
Scenario 3A: Rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant met maximering herstelbedrag
In deze variant wordt de forfaitaire spaarvariant ook toegepast voor niet-bezwaarmakers, maar wordt het te ontvangen herstelbedrag (indirect) gemaximeerd, op bijvoorbeeld € 500 of € 1.000. Bij een maximering op € 500 krijgen belastingplichtigen met spaargeld tot € 87.000 volledig rechtsherstel; bij een maximering op € 1.000 krijgen belastingplichtigen met spaargeld tot € 117.000 volledig rechtsherstel. Ook belastingplichtigen met hoge vermogens krijgen in deze variant rechtsherstel tot het maximumbedrag.
Scenario 3B: Rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant tot een maximum aan vermogen
In deze variant wordt rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant voor niet-bezwaarmakers met een vermogen tot bijvoorbeeld maximaal € 200.000 geboden via een vermindering van de aanslag. Hiermee wordt het rechtsherstel gericht op belastingplichtigen met lagere vermogens. Een absolute grens kan door de belastingplichtige als onrechtvaardig worden ervaren. Dit leidt namelijk tot situaties die moeilijk uitlegbaar zijn: een belastingplichtige met € 200.001 spaargeld krijgt geen rechtsherstel, terwijl iemand met € 99.000 spaargeld en € 100.000 aan aandelen wel rechtsherstel krijgt.
Scenario 3C: Uitkering vast of variabel bedrag (tegemoetkoming)
Belastingplichtigen met vermogen in Box 3 zouden rechtsherstel kunnen ontvangen door een uitkering van een vast of variabel bedrag. Het zal dan in enkele gevallen voorkomen dat bezwaarmakers minder gunstig worden behandeld dan niet-bezwaarmakers. Bezwaarmakers krijgen immers niet altijd (veel) geld terug op grond van de forfaitaire spaarvariant. Om dit te voorkomen zouden alle belastingplichtigen (ook bezwaarmakers) met een voordeel uit sparen en beleggen over de jaren 2017 tot en met 2020 in aanmerking moeten komen voor een vast bedrag. Voor de bezwaarmakers betekent dit een tweede herstelronde.
Bij uitkering van een vast bedrag worden zowel spaarders als beleggers tegemoet gekomen. Dit omvat dus ook belastingplichtigen die geen materieel nadeel hebben ondervonden van het Box 3-stelsel, en juist voordeel hadden van de forfaitaire rendementspercentages omdat zij een hoger werkelijk rendement hadden. Alternatief zou daarom zijn een variabel bedrag te hanteren. Gedacht kan worden aan een uitkering van geld aan mensen die Box 3 belasting hebben betaald, van wie het spaargeld (na aftrek van schulden) meer dan 67% van het vermogen bedraagt en die maximaal € 200.000 vermogen bezitten.
Scenario 3D: Verhoging heffingvrij vermogen
Het heffingvrije vermogen kan bijvoorbeeld met terugwerkende kracht worden verhoogd naar € 100.000 in 2017-2020. Vanuit juridisch en maatschappelijk oogpunt moet net als bij optie 3C worden voorkomen dat bezwaarmakers uiteindelijk slechter af zijn dan de niet-bezwaarmakers. Een verhoging van het heffingvrije vermogen zal daarom voor de gehele box 3-populatie moeten gelden.
Beleggers profiteren bij een verhoging van het heffingvrije vermogen net zoveel als spaarders, ongeacht of ze benadeeld zijn. Bovendien zullen ook beleggers met veel vermogen profiteren, ze ontvangen een hoger bedrag.
Let op: Het kabinet verwacht in augustus een keuze te maken en de uitkomsten met Prinsjesdag te presenteren, waarna definitieve besluitvorming zal plaatsvinden. Burgers hoeven nu geen actie te ondernemen om in aanmerking te komen voor eventueel rechtsherstel. Dat deze keuze later valt, gaat niet ten koste van hun rechtspositie.
Contant geld wordt steeds minder gebruikt. Veel mensen hebben vragen over de status en de toekomst van contant geld. Op een website over geldzaken geeft de overheid kort enige uitleg. Hieruit hebben we voor u een selectie gemaakt.
Hoeveel contant geld mag ik thuis bewaren?
In Nederland geldt er geen limiet voor de hoeveelheid geld die u in huis of bij zich mag hebben.
Contante bedragen boven de € 560 moet u opgeven in uw belastingaangifte over 2022. Dit is € 1.120 als u een fiscale partner heeft. Ook de waarde van bijvoorbeeld cadeaubonnen die u in huis heeft, telt mee. De waarde hiervan telt u mee als deze samen met uw contant geld boven de genoemde grensbedragen uitkomt.
Kan ik met contant geld overal betalen?
De wet verplicht niemand om wettige betaalmiddelen te accepteren. Winkeliers mogen contant geld (biljetten en munten) of betalen met een pinpas of creditcard weigeren. Wel geven winkeliers meestal aan welke betaalmiddelen ze niet accepteren. Bijvoorbeeld via raamstickers of kassastickers.
Mag ik grote aankopen doen met contant geld?
Dat mag, maar wordt vaak niet geaccepteerd. Bij een koopsom van € 10.000 of meer geldt voor de wederpartij een verplichting om een cliëntenonderzoek te doen en/of een melding te doen bij de overheid. Het maakt daarbij niet uit of u in 1 keer betaalt of in delen.
Nieuw wetsvoorstel contante betalingen tot € 3.000
Er is een wetsvoorstel in de maak om contante betalingen vanaf € 3.000 te verbieden. Dit verbod geldt voor handelaren (beroeps- of bedrijfsmatige kopers en verkopers van goederen). Als de nieuwe wet ingaat mag u aankopen vanaf € 3.000 dus niet meer contant betalen.
Gaan geldautomaten binnenkort uit het straatbeeld verdwijnen?
Omdat er steeds minder contant betaald wordt, neemt het gebruik van geldautomaten af. Maar geldautomaten blijven bestaan. Ook de 5 kilometernorm voor geldautomaten blijft bestaan. Dit betekent dat u in Nederland altijd een geldautomaat kunt vinden binnen een afstand van 5 kilometer. De afgelopen jaren zijn de geldautomaten van ABN AMRO, ING en Rabobank omgebouwd naar Geldmaat-automaten. Hier kunt u met elke bankpas geld opnemen.
Tip: Bewaart u geld thuis? Dan valt dit mogelijk onder uw inboedelverzekering. Check wel de voorwaarden bij uw verzekeraar.
Naast haar parttimebaan start een dame een onderneming in training, coaching en advies. Ze werkt eerst nog 24 uur per week in loondienst, daarna 18 uur. In haar aangifte claimt ze ruim € 9.400 zelfstandigenaftrek en startersaftrek. De Belastingdienst schrapt deze aftrekposten omdat ze niet aan het urencriterium voldoet.
Urenadministratie
Aanvankelijk, omdat ze nog 24 uur per week in loondienst werkte, hield de onderneemster geen urenadministratie bij. Ze dacht niet aan het urencriterium te kunnen voldoen. Toen duidelijk werd dat ze minder ging werken, is ze haar uren wel gaan bijgehouden en heeft ze de uren over de eerste periode gereconstrueerd. Ze heeft haar in eerste instantie handgeschreven urenadministratie in Excel verwerkt. De bestede tijd per activiteit/werkzaamheid is telkens afgerond in hele of halve uren.
Standpunt Belastingdienst
Het urenoverzicht is volgens de Belastingdienst te globaal van opzet en niet controleerbaar. Er zijn onvoldoende concrete bewijsstukken waaruit kan worden afgeleid dat de onderneemster daadwerkelijk de in haar urenoverzicht opgenomen uren aan haar onderneming heeft besteed. Het gaat grotendeels om indirecte uren. Dat de onderneemster alle uren heeft afgerond op halve of hele uren en over de eerste maanden geen urenregistratie heeft bijgehouden en achteraf een reconstructie heeft gemaakt, komt de controleerbaarheid en betrouwbaarheid niet ten goede.
Overwegingen rechtbank
Een groot deel van de in de urenadministratie verwerkte tijd betreft indirecte werkzaamheden, zoals het doen van administratie (105 uur), het bouwen en onderhouden van de website (205,5 uur) en het bijhouden van sociale media (60 uur).
In beginsel tellen ook ‘indirecte’ uren mee voor het urencriterium. Ook deze worden immers verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. De vraag is echter of de onderneemster al deze uren daadwerkelijk heeft besteed. Voor indirecte werkzaamheden is het lastig vast te stellen. Anders dan bij tijd besteed aan directe werkzaamheden ontbreekt immers controleerbaarheid aan de hand van bijvoorbeeld facturen en gegenereerde omzet.
Omdat de onderneming zich in de opstartfase bevond, acht de rechtbank het op zichzelf niet onaannemelijk dat de onderneemster veel tijd kwijt is geweest aan indirecte werkzaamheden. Het gaat er echter om of ze aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk de in het Excel-overzicht opgenomen uren heeft besteed aan de indirecte werkzaamheden, of ten minste zo veel uren heeft besteed dat aannemelijk is dat zij in totaal ten minste 1.225 uur heeft besteed aan haar onderneming. Die vraag zal de rechtbank eerst beantwoorden.
Oordeel rechtbank over tijdsbesteding
De onderneemster onderbouwt, nu de Belastingdienst vragen stelt bij de omvang van de hieraan bestede uren, onvoldoende waaraan ze concreet zoveel tijd heeft besteed bij het doen van de administratie, het bouwen en onderhouden van de website en het bijhouden van de sociale media accounts (Facebook en LinkedIn). Zo kan niet worden bepaald welke werkzaamheden de onderneemster wanneer precies heeft verricht en of de tijdsbesteding aannemelijk is.
Zo werd in de urenadministratie slechts de omschrijving ‘website’ gebruikt, zonder verdere specificatie van de inhoud van de werkzaamheden.
Ook 105 administratie-uren voor het inboeken van 137 mutaties, doornemen van 22 pagina’s bankafschriften en het indienen van een aangifte inkomstenbelasting vindt de rechter rijkelijk overdreven.
Ook van de 60 uur besteed aan social media onderbreekt onderbouwing, bijvoorbeeld een overzicht van de berichten die de onderneemster heeft geplaatst op haar accounts.
Oordeel rechtbank over reconstructie eerste periode
De enkele omstandigheid dat de uren over de eerste periode achteraf gereconstrueerd zijn aan de hand van schattingen, maakt niet dat deze uren niet aannemelijk zijn.
Waar het om gaat is dat ook achteraf duidelijk moet zijn welke werkzaamheden de onderneemster heeft verricht en hoeveel tijd daaraan is besteed. Over deze periode maakt de onderneemster voldoende inzichtelijk wat ze in deze periode heeft gedaan, maar onvoldoende dat zij daadwerkelijk zoveel tijd aan deze activiteiten heeft besteed.
Oordeel rechtbank over afronding op hele en halve uren
De onderneemster heeft vrijwel alle tijdsbesteding vermeld in hele en halve uren. Ze geeft aan dat sprake is geweest van afronding, de ene keer naar boven en de andere keer naar beneden. Volgens de rechter draagt dat niet bij aan de betrouwbaarheid van de urenadministratie en de reconstructie. Door op deze wijze de uren af te ronden wordt namelijk een beeld geschetst dat niet overeenkomt met de daadwerkelijk bestede tijd.
Conclusie
Met al hetgeen de onderneemster heeft aangevoerd en aan bewijsstukken heeft overgelegd, heeft ze niet aannemelijk gemaakt dat zij ten minste 1.225 uren aan haar onderneming heeft besteed. Ze heeft dus niet aan het urencriterium voldaan en heeft daarom geen recht op de zelfstandigen- en startersaftrek.
Tip: Deze uitspraak geeft het belang aan van het goed bijhouden van de bestede uren voor ondernemers. Vooral bij indirecte uren kan de Belastingdienst de omvang van de daaraan bestede tijd in twijfel trekken. Dan bent u aan zet om deze omvang aannemelijk te maken. U helpt uzelf als u dagelijks uw urenadministratie bijwerkt met daarbij een zo concreet mogelijke omschrijving wat u in die tijd hebt gedaan. Dat kost u tijd, maar is een investering in belastingvoordeel.
Leent u als werkgever geld aan een werknemer en betaalt de werknemer u minder rente dan een kredietverlener? Dan heeft de werknemer een rentevoordeel. In een nieuwe handreiking geeft de Belastingdienst hier uitleg over.
Rentevoordeel soms onbelast
Voor een personeelslening voor een (elektrische) fiets of een elektrische scooter geldt een nihilwaardering voor het rentevoordeel. Dit geldt ook binnen een cafetariaregeling.
Bij alle andere personeelsleningen is het rentevoordeel belast. Bij een personeelslening voor een eigen woning zijn ook de kosten die aan de lening zijn verbonden belast.
Rentevoordeel berekenen
U berekent het rentevoordeel door een marktconform percentage van het geleende bedrag te nemen. Als de werknemer rente heeft betaald, trekt u het betaalde rentebedrag af van het marktconforme rentebedrag. Dit rentevoordeel is belast loon voor de werknemer. U mag het rentevoordeel ook aanwijzen als eindheffingsloon. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt de werkgever 80% eindheffing.
Rentevoordeel eigen woning niet aanwijzen
Het rentevoordeel inclusief de kosten van een personeelslening voor een eigen woning mag u niet aanwijzen als eindheffingsloon als het gaat om een lening waarvan de rente aftrekbaar is in de inkomstenbelasting. Het rentevoordeel inclusief de kosten zijn altijd loon van de werknemer.
De werknemer kan het belaste rentevoordeel en de kosten zelf weer aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting bij de eigenwoningregeling onder de voorwaarden die daarvoor gelden.
Wanneer rentevoordeel aangeven?
De afspraken die u met de werknemer heeft gemaakt over de aflossing van de lening, bepalen wanneer u het rentevoordeel moet aangeven. Als de werknemer bijvoorbeeld maandelijks aflost door betaling of verrekening, moet u het rentevoordeel ook maandelijks aangeven. Lost de werknemer ergens in het jaar een gedeelte af, dan geeft u het rentevoordeel aan in de aangifte loonheffingen over dat tijdvak.
Voor het rentevoordeel van de personeelslening voor een eigen woning mag u ook elk aangiftetijdvak een zo goed mogelijk geschat bedrag aan rentevoordeel aangeven. In het laatste aangiftetijdvak van het jaar verrekent u dan het daadwerkelijke rentevoordeel.
Let op: De werkgever blijft inhoudingsplichtige voor een ex-werknemer die een rentevoordeel geniet, zolang dit rentevoordeel blijft bestaan. Als de werknemer uit dienst is, vormt het rentevoordeel loon uit vroegere dienstbetrekking.
Een projectontwikkelaar verbouwt een kantoorpand tot 77 appartementen en gaat deze direct vrijgesteld van BTW verhuren. De BTW op de stichtingskosten is daarom grotendeels niet aftrekbaar. Na enkele maanden wordt het pand met winst verkocht aan een belegger. De vraag is of deze overdracht belast is met BTW of niet.
Algemeenheid van goederen
Als sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen is de transactie vrij van BTW. De koper wordt dan dus niet geconfronteerd met niet aftrekbare BTW op de koopsom. De winst op de transactie blijft voor de projectontwikkelaar vrij van BTW.
Nu de voorbereiding van de verhuur is gestart en de verhuurovereenkomsten (deels) zijn aangegaan vóórdat de belegger zich had aangediend, is de rechter van oordeel dat op dat moment sprake was van de exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. De onderneming van de projectontwikkelaar bestond op het moment van verkoop uit het verhuren van 77 appartementen met alle daarmee samenhangende activiteiten en verplichtingen. Niet relevant is de, al dan niet al net zo lang bestaande, intentie van de projectontwikkelaar het gebouw op enig moment te verkopen.
Volgens de rechter is daarom sprake van de overgang van een algemeenheid van goederen. De transactie is dus vrij van BTW. Het verhuurde complex vormde immers een economische activiteit die de projectontwikkelaar daadwerkelijk uitoefende, hij bezigde het gebouw en de daarbij behorende overeenkomsten dus in zijn BTW-onderneming. Hierbij is van belang dat er sprake was van 77 appartementen, die werden verhuurd en dat de huurovereenkomsten inhielden dat de verhuurder – eerst de projectontwikkelaar en daarna de belegger – verschillende (service)verplichtingen had. De rechter acht aannemelijk dat de belegger deze onderneming heeft voortgezet.
Tip: Een belangrijke uitspraak voor projectontwikkelaars. Neem contact op met uw adviseur als u zich afvraagt of deze uitspraak gevolgen heeft voor uw onderneming.
Een werknemer verblijft tijdens de zomervakantie 3 maanden op een camping, niet gelegen in zijn woonplaats. Hij reist dagelijks met de auto vanaf de camping naar zijn werkplek. Is dit aan te merken als woon-werkverkeer? De Belastingdienst heeft hierover een Handreiking gepubliceerd.
Woon-werkverkeer is het reizen tussen de woning of verblijfplaats en de arbeidsplaats. De kilometers gemaakt voor woon- werkverkeer zijn ‘zakelijke’ kilometers. Dit is van belang voor de kilometervergoeding en voor de bijtelling privégebruik auto.
Woonplaats en verblijfplaats
Voor het bepalen van een verblijfplaats gelden dezelfde regels als voor een woonplaats. Dit betekent dat de Belastingdienst naar omstandigheden beoordeelt waar iemand zijn woon- of verblijfplaats heeft. Duurzaamheid is hierbij een belangrijk aspect. De woonplaats wordt vooral bepaald aan de hand van een duurzame band met een plaats. Denk bijvoorbeeld aan de plaats waar zijn sociale leven zich voornamelijk afspeelt, de duurzaamheid daarvan en waar hij volgens de Basisregistratie Personen staat ingeschreven.
Ook voor een verblijfplaats moet sprake zijn van enige duurzaamheid. De verblijfplaats bevindt zich in beginsel op de plaats waar de belastingplichtige de meeste dagen en nachten doorbrengt.
Camping
Of een camping fiscaal gezien als een verblijfplaats aangemerkt kan worden, is dus afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Voor de duurzaamheid is het van belang dat het verblijf op de camping anders dan voor zeer tijdelijk plaatsvindt. Als de werknemer alleen in de weekenden op de camping doorbrengt, is de camping fiscaal gezien geen verblijfplaats.
Verblijft de werknemer gedurende een periode van 3 maanden op een camping, dan is dat in die periode wel zijn verblijfplaats. De reizen tussen de camping en de arbeidsplaats zijn dan woon-werkverkeer. Voor deze kilometers geldt dat de werkgever maximaal € 0,19 (2023: € 021) per kilometer onbelast mag vergoeden. Dit is een gerichte vrijstelling. Als sprake is van een ter beschikking gestelde auto worden deze kilometers gezien als zakelijk verkeer.
Reizen tussen woning en camping
Alle reizen tussen de woning en de arbeidsplaats en tussen de verblijfplaats en de arbeidsplaats kunnen aangemerkt worden als woon-werkverkeer. De reizen tussen de woning en de verblijfplaats zijn privéreizen. Als de werknemer naar of van zijn werk nog even zijn woning aandoet is voor het deel van de reis tussen de woning en de camping sprake van privé-omrijkilometers.
Tip: Als zich bij een werknemer een bijzondere situatie voordoet, kunnen we voor u overleg voeren met de Belastingdienst om de fiscale behandeling af te stemmen. Zo weten alle partijen waar ze fiscaal aan toe zijn.
Een BV heeft voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting 2019 niet betaald. Naast de aanslagen zijn per post herinneringen, aanmaningen en dwangbevelen verstuurd, met de betekeningskosten, € 12.677. De DGA stelt dat zijn financial controller wegens de coronamaatregelen de post op kantoor niet heeft gezien. Hij maakt bezwaar tegen de kosten.
Standpunt DGA
De DGA stelt dat het niet betalen van de voorlopige aanslagen niet is gebaseerd op onwil of niet kunnen nakomen van de verplichtingen, maar op de omstandigheid dat zijn financieel controller in verband met de coronamaatregelen volledig thuis heeft gewerkt. Zodoende zijn de betalingsherinneringen, aanmaningen en de dwangbevelen niet tijdig gezien, hoewel deze wel waren ontvangen. De post werd niet periodiek gecontroleerd tijdens die maanden. De controller wist niet dat deze brieven enkel per post, en niet digitaal, werden verstuurd. Dit in tegenstelling tot voorlopige aanslagen die belanghebbende wel digitaal heeft ontvangen en waarvan de controller aan de directie heeft verzocht om tijdig tot betaling over te gaan. Het is volgens de DGA daarom niet terecht om geconfronteerd te worden met kosten van € 12.677. Bovendien vindt hij de kosten disproportioneel.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de betekeningskosten van het dwangbevel terecht in rekening zijn gebracht. Niet in geschil is dat de BV is herinnerd en is aangemaand en dat zij de termijnbetalingen waar het dwangbevel op ziet, niet binnen de gestelde termijnen heeft voldaan. De stelling van de DGA dat de post niet is gezien omdat de controller thuis heeft gewerkt in het kader van de overheidsmaatregelen omtrent het corona-virus en het bij de controller ook niet bekend was dat betalingsherinneringen en aanmaningen alleen per post worden verzonden, dient voor rekening en risico van de BV te blijven. Een belastingplichtige dient immers zelf, ook tijdens de corona-maatregelen, zorg te dragen voor een regelmatige, adequate postverwerking.
De Kostenwet invordering rijksbelastingen biedt de rechter geen ruimte om te beoordelen of de in rekening gebrachte kosten disproportioneel zijn.
Let op: Als u aanslagen niet betaalt en herinneringen en aanmaningen negeert, riskeert u dwangbevelen met daarin zogenaamde betekeningskosten. Deze kunnen oplopen tot € 13.449 per dwangbevel. Daar is dan weinig aan te doen. Ze zijn gebaseerd op de Kostenwet Invordering Rijksbelastingen.
Als een werkgever voor zijn werknemers een barbecue organiseert, kan dat gevolgen hebben voor de loonheffingen. In een Handreiking werkt de Belastingdienst twee voorbeelden uit: de barbecue op de werkplek en de barbecue op een externe locatie.
Een werkgever organiseert een barbecue voor zijn werknemers. De partners van de werknemers zijn ook uitgenodigd. In totaal komen 60 mensen. De werkgever maakt de volgende kosten:
Barbecue op de werkplek
Als de barbecue op de werkplek plaatsvindt, geldt de volgende waardering voor de onderdelen van de barbecue:
De werkgever kan ervoor kiezen € 3,35 tot het loon van de werknemer te rekenen. Als de werknemer zijn partner meeneemt, moet de werkgever € 3,35 x 2 = € 6,70 tot het loon van de werknemer rekenen.
De werkgever kan er ook voor kiezen het loon aan te wijzen als eindheffingsloon werkkostenregeling en onder de vrije ruimte te brengen. Er geldt geen gerichte vrijstelling. In totaal kan de werkgever het volgende bedrag aanwijzen: € 3,35 x 60 personen = € 201. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt de werkgever 80% eindheffing.
Barbecue op externe locatie
Als de barbecue op een externe locatie plaatsvindt, geldt de volgende waardering voor de onderdelen van de barbecue:
De werkgever kan ervoor kiezen € 45 te rekenen tot het loon van de werknemer. Als de werknemer zijn partner meeneemt, moet de werkgever € 45 x 2 = € 90 tot het loon van de werknemer rekenen.
De werkgever kan er ook voor kiezen het loon aan te wijzen als eindheffingsloon werkkostenregeling en onder de vrije ruimte te brengen. Er geldt geen gerichte vrijstelling. In totaal moet de werkgever de totale kosten € 2.700) aanwijzen. Bij overschrijding van de vrije ruimte betaalt de werkgever 80% eindheffing.
Tip: Een barbecue op de werkplek betekent minder loonheffing dan een barbecue op een externe locatie. De vrije ruimte in de werkkostenregeling is onder meer bedoeld om dit soort verschillen glad te strijken. Maar dan moet u deze regeling wel goed toepassen. We adviseren u er graag over.